Het overlijden van mijn zus, half oktober, was een intense ervaring. Een paar weken was ik ‘uitgetild uit de tijd’ en ervoer ik een intense stilte en innerlijke vrede. Ik wist niet dat rouwen ook deze vorm kon aannemen.
Lopend naar het metrostation
Afgelopen maandag was het er weer. Ik loop vanuit het kantoor waar ik gewerkt heb de vroege novemberavond in. Een schakering van donkere vormen, met daartussen lichten van auto’s en lantarenpalen, sommige ramen zijn verlicht, andere nog donker. Beweging van fietsers, auto’s, voetgangers. Alles lijkt normaal en toch is in mijn beleving alles anders. Ik voel me zacht en alles beweegt als in slow motion. Ik voel me geraakt door wat ik zie, door wat ik voel, door wat ik hoor. Een diepe compassie voor de wereld waarin ik me begeef welt in me op. Dat overkomt me zomaar, lopend naar het metrostation.
Leven in de nabijheid van dood
Het begon een dag na het overlijden van mijn zus. Haar ziekbed was niet gemakkelijk geweest. De laatste fase daarvan had zo’n zes weken geduurd. We waren als familie met haar, bewogen met haar mee, deelden onze zorgen met elkaar, probeerden haar te steunen waar we konden. Ze maakte de overgang terwijl wij om haar heen stonden. Het is een intense ervaring, om zo intiem met haar en met elkaar te zijn op het grensvlak van leven en dood. Ook verbijsterend eigenlijk hoe snel leven over kan gaan in dood. Dan een ontlading van spanning in tranen, verdriet dat gedeeld wordt, ik omhels mijn broer en hij mij. We huilen in elkaars armen. Hebben we dat ooit eerder gedaan? Waarom eigenlijk niet?
In de nadering van dood is tussen mijn zus en mij, en ook met enkele van mijn familieleden een grote openheid ontstaan, waarin ego-grenzen wegsmelten Ik voel een sterk verlangen om in die openheid te zijn, omdat die een intimiteit mogelijk maakt, die ik in mijn familie niet eerder zo sterk beleefd heb. In de nabijheid van dood neemt paradoxaal genoeg de intensiteit van leven alleen maar toe. Ik voel enkel goedheid en wil niet dat dit stopt. Een dichtregel van Huub Oosterhuis schiet door me heen: ‘Zo zouden we moeten leven’.
Leven buiten de tijd
Dood is net als een kosmisch zwart gat: naarmate je er dichterbij komt verandert je tijdsbeleving. In die dagen voor haar sterven was het Nu zo belangrijk, dat we ons vaak niet goed wisten te herinneren wanneer daags ervoor dingen gebeurd waren. Was het een week geleden of twee? Was het gisteren gebeurd of eergisteren of misschien nog wel eerder? We leefden buiten de tijd.
De gift van innerlijke stilte en vrede
Een week later, de dag na haar uitvaart. Ik ben weer thuis, alleen, mijn partner zit in een retraite. Er heerst een serene stilte in huis die weldadig aanvoelt. Ze versterkt mijn innerlijke stilte en vrede. Het maakt dat ik alles langzaam wil doen. De fiets waar ik anders de boodschappen mee doe, laat ik staan. Ik heb grote behoefte om te lopen, langzaam, op m’n ‘dooie akkertje’. Ik voel me nog steeds niet goed oriënteren in de dagen van de week.
Terwijl ik zo over straat loop ervaar ik intens de kleurenpracht van de bomen, met hun gele, oranje, rode bladeren. In het licht van de zon licht alles op met een ongekende intensiteit. Op de parkeerplaats lopen mensen. Ze praten en lopen, maar het lijkt alsof ook zij in slow motion bewegen, in een film zonder geluid. Ik voel me geraakt door hun schoonheid, door de kostbaarheid van hun menszijn.
Een intens gevoel van innerlijke vrede en van tederheid welt in me op, waarin ik me compleet vervuld voel. Ik ervaar de hele werkelijkheid als goedheid. Is dit rouwen? Ik heb altijd gedacht dat rouwen gepaard gaat met intens verdriet. Maar wat ik meemaak is zo anders, zo vol vrede en vervulling. Wat een gift heb je me gegeven, dierbare zus!
© Chris Elzinga, 1 december 2018
Dank je, Anne, voor je reactie en vooral ook voor je gedicht. Zo heb ik het ook ervaren: “de nabijen / zij gaan de weg mee / tot bijna voorbij het einde”.
Beste Chris, dank voor je prachtige beschrijving, voor mij heel herkenbaar; ik schreef er ooit onderstaand gedicht over, nu voor jou en jouw nabijen:
de nabijen
zij gaan de weg mee
tot bijna voorbij het einde
hun hart geopend
betreden zij de geheime ruimte
achter de poort van verdriet
waar tijd geen plaats heeft
maar waar een vaste grond
van ongeschonden liefde is
één die alle tranen kent
en van hun ogen wist
en hen daar wakker kust
in tedere, tere vrede
Anne C. Possel (uit ‘Wij bestaan voorbij de woorden’)